dinsdag 23 april 2013

11. D-Day

Dinsdag. Het is elf uur 's ochtends als op de jongensschool in Ramtha drie leraren gestoord worden in hun les. Of ze op de hoogte zijn van onze komst is me niet duidelijk, maar er wordt ze verteld dat wij de les komen overnemen. Nu. Weg schoolboeken (ja, de toenemende ongeletterdheid in de regio is allemaal onze schuld), tafels en stoelen aan de kant, en allemaal in de kring komen.


Ik geef de workshops samen met Michiel, multi-muzikant, Crash-genoot en theatermaker. We beginnen de ochtend met zo'n twintig kinderen van 8-10 jaar. We doen eenvoudige oefeningen, een fysieke warming up van bewegingen, die overgaat in het herhalen van ritmes. De jongens giechelen, reageren zo nu en dan, maar doen verder geconcentreerd mee. Op de gezichten een grote grijns op hun gezicht, of een frons van concentratie. Na de warming up komt Abdellah, onze tolk, even naar me toe. "They are so happy!" Ik knik en richt me weer op de kinderen, gespannen om de concentratie die we een uur lang moeten vasthouden.

De gitaar proberen. - Foto: Liny Mutsaers.


In de tweede groep herhalen we dezelfde oefeningen. Deze heren zijn tussen de 15 en de 17 jaar. Met z'n tienen zijn ze, acht Syriërs en twee Palestijnen die in Syrië wonen. Deze laatsten droegen dus al een geschiedenis van vluchten met zich mee -van henzelf of van hun (voor)ouders- en hebben nu opnieuw een thuis moeten achterlaten.
De heren klappen ritmes na, verzinnen zelf ritmes, trommelen op de vloer en zijn even de 'leider' (dirigent) die aangeeft hoe hard of hoog er gezongen moet worden. We maken een canon van beats waarbij Michiel een paar vrolijke akkoorden speelt, zodat we samen een nummer bouwen. Dan komt er een verzoekje. Of Michiel een droevig lied wil spelen. Michiel improviseert met wat mineur-akkoorden en deelt dan de jongens in twee groepen. Elke groep krijgt een eigen melodie om te zingen. Met dubbel zoveel overgave zingen ze de woordeloze deuntjes mee. Dus dit is wat ze raakt.

Pas als ik met Adbellah napraat in de docentenkamer, begrijp ik wat zijn eerdere opmerking betekende. Hij vertelt me hoe bijzonder hij het vond om de kinderen zo vrolijk te zien. Dat de ellende van de afgelopen jaren en de ellende waarin ze nu leven alles overheerst, elke dag. Zo vanzelfsprekend is dat gegiechel dus niet. Het ontroerde hem. Als hij dat vertelt, slik ik zelf een paar tranen weg. Als lachen voor kinderen niet meer vanzelfsprekend is, dan is het een donker bestaan.

Het tweede verzoek in de middaggroep was trouwens dat ze morgen graag strijdliederen over de revolutie willen zingen. Daar gaan we nog even een nachtje over slapen.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten